Het is zover, de dag waar we al maanden naartoe hebben geleefd: de Dodentocht! Vandaag staan we voor de ultieme uitdaging – 100 kilometer in en rond Bornem, een mythische tocht die elke wandelaar op de proef stelt. De Dodentocht is niet zomaar een wandeling, het is een test van uithoudingsvermogen, doorzettingsvermogen en mentale kracht. De tocht is wereldberoemd, en jaarlijks wagen duizenden dappere zielen zich aan deze marathon van 100 kilometer, waarbij de finish halen soms aanvoelt als het verslaan van een persoonlijke Everest.

Dit keer heb ik gelukkig wel een dag verlof genomen, in tegenstelling tot de Nacht van Vlaanderen. Hierdoor kon ik me volledig focussen op de wandeltocht, zonder werkstress of andere afleidingen. Rond 18 uur vertrokken we naar Bornem, met Aurelie achter het stuur en Sylvia gezellig mee als extra morele steun. Voor vertrek had ik nog een flinke portie pasta gegeten om er zeker van te zijn dat ik niet onderweg in een hongerklop zou belanden.

Eenmaal aangekomen in Bornem moest ik mijn badge en borstnummer ophalen. De spanning was te voelen in de lucht en de drukte op het plein was overweldigend. Na wat zoeken en aanschuiven in de lange rijen, vond ik Thomas, die ook net gearriveerd was. Terwijl we ons klaarmaakten voor de start, viel er een man op die de hele tijd “Joooaa” riep. Een beetje raar, maar ach, iedereen verwerkt spanning op zijn eigen manier. Tegen 20.30 uur stonden we klaar bij de startlijn, na nog even snel een stresspiske eruit te persen. Iets na 21 uur klonk dan eindelijk het startschot. De tocht kon beginnen!

Zoals vaak bij massale evenementen, verliepen de eerste kilometers stroef. Het was moeilijk om ons ritme te vinden met zoveel mensen om ons heen, en hier en daar moesten we zelfs even aanschuiven. Maar al snel vonden we ons tempo, en viel het op hoe de Dodentocht echt leeft in de streek. Overal stonden mensen in hun tuin, gezellig met een glas wijn of bier in de hand, en er klonk muziek op de achtergrond. Het voelde bijna alsof we door een eindeloos lang straatfeest liepen, en die sfeer gaf een enorme boost.

Onderweg kregen we het nieuws binnen dat onze Belgische zevenkampsters op de Olympische Spelen in Parijs twee medailles hadden gewonnen. Wat een prestatie! Tegelijkertijd hoorden we helaas dat de Belgian Cats verloren hadden van die vervelende Fransen. Maar goed, het positieve nieuws gaf ons toch wat extra energie.

Rond kilometer 13 bereikten we het eerste controlepunt, waar we wat te eten en drinken kregen. Aurelie en Sylvia stonden ons daar op te wachten met een flinke dosis proviand en bemoedigende woorden. Ze wandelden zelfs een stukje mee, wat ontzettend leuk was. Na een kleine kilometer namen we afscheid en gingen we weer verder richting het volgende controlepunt, benieuwd naar de verrassingen die ze voor ons hadden klaargelegd.

Bij kilometer 30 bereikten we een van de hoogtepunten van de tocht: de beroemde Duvelstand. Hoewel ik van tevoren had gezworen dat ik dit keer zou overslaan, kon ik de verleiding niet weerstaan. En geloof het of niet, die frisse pint smaakte beter dan ooit! Even genieten van een welverdiende pauze met een Duvel en een kopje koffie, en na een tiental minuten gingen we weer op pad.

Het werd steeds zwaarder. De nacht viel, en we liepen over verlaten wegen. Een van ons had het zelfs zo moeilijk om wakker te blijven dat hij bijna al wandelend in slaap viel (ik zal niet zeggen wie, maar het was niet ik…). Met wat bemoedigende woorden, een paar cafeïnekauwgums, en afleiding uit onze verrassingszakjes (een tamagotchi en een knuffelkonijn, jawel!), hielden we vol. Thomas’ collega’s verrasten ons onderweg, wat een fijne onderbreking was van de donkere en stille wegen.

Niet alles verliep echter even soepel. We kwamen vast te zitten in een gigantische opstopping op een smalle weg, waar we met duizenden tegelijk moesten wachten. Niet de slimste zet van de organisatie, maar later hoorden we dat dit waarschijnlijk kwam door een omleiding vanwege een gevallen wandelaar. Toch, niet ideaal met al 40 kilometer in de benen…

Toen de blokkade eenmaal voorbij was, konden we eindelijk weer op ons eigen tempo verder. Vanaf dat moment realiseerden we ons dat we bezig waren aan de langste wandeling van ons leven, aangezien onze langste trainingsafstand slechts 45 kilometer was geweest. Toch ging het verrassend goed… tot het niet meer goed ging (spoiler alert!).

De zonsopgang bracht wat verlichting, zowel fysiek als mentaal. Bij ongeveer de helft van de tocht wachtte ons volgende hoogtepunt, dankzij Aurelie’s creativiteit. Uit onze verrassingszakjes haalden we een QR-code die we moesten scannen. Bij mij verscheen een filmpje van familie en vrienden die mij verder aanmoedigden om door te zetten, en bij Thomas een filmpje van Lore en de kinderen die voor hem een vrolijk dansje deden. Hoe zalig en onverwacht was dat!

De kilometers stapelden zich op, en de fysieke klachten begonnen meer en meer door te wegen. Vooral Thomas begon het zwaar te krijgen. Zijn voeten waren geteisterd door blaren, en de pijn in zijn benen werd steeds ondraaglijker. Hij bekende zelfs dat hij de vrijdag ervoor nog gewoon was gaan werken, hoewel hij gepland had om verlof te nemen. Niet de slimste zet, vooral niet voor een tuinman, een fysiek zwaar beroep waarbij je constant moet tillen, bukken en sjouwen.

Gelukkig kon ik hem een paracetamol met cafeïne aanbieden, en even later leek hij weer zo fris als een hoentje. Maar rond kilometer 70 begon ik zelf af te zien. Alles deed pijn, de vermoeidheid sloeg toe, en mijn humeur was ver beneden peil. De hitte hielp ook niet mee; de temperatuur steeg boven de 20 graden, en de zon brandde onbarmhartig op ons neer. Gelukkig stonden er her en der mensen langs het parcours die voor verfrissing zorgden, wat een ongelooflijk mooi gebaar was. De betrokkenheid van de lokale bevolking is werkelijk fenomenaal.

Het enige wat me nog vooruit dreef, was de wetenschap dat na 80 kilometer ik hetzelfde trucje kon proberen als Thomas: een paracetamol nemen en hopen dat het beter zou gaan. En inderdaad, na de controlepost rond kilometer 80, waar Aurelie en Helga ons opnieuw opwachtten met vers proviand en aanmoedigingen, namen we allebei een pilletje en ineens leek het alsof we vlogen. Onze gemiddelde snelheid schoot omhoog, en het leek even alsof we in een eindsprint zaten. Helaas was dat van korte duur, want na een kilometer of vijf vroeg Thomas om te vertragen. Zijn benen verzurden compleet, en hij zou het niet halen als we zo doorgingen. We besloten om weer op een rustiger tempo verder te gaan, want samen uit, samen thuis.

Met nog maar een dikke 15 kilometer te gaan, begonnen we de pijn weer overal te voelen. De pillen waren duidelijk uitgewerkt. Maar met de wetenschap dat de laatste 10 kilometer “niet meetellen”, voelden we ons toch bijna thuis. Die laatste kilometers hebben we elkaar erdoorheen gesleept. We waren niet de enigen die vermoeid waren; het parcours leek soms op een scène uit het Wilde Westen, met vermoeide wandelaars, auto’s die zich tussen de menigte probeerden te wringen, en volgers op fietsen en steps die naar bekenden zochten. Het was echt een chaotisch tafereel.

Uiteindelijk zagen we de finishboog in de verte opdoemen, en daar stonden onze geliefden, Aurelie, Lore en de kinderen, ons op te wachten. We waren nog nooit zo blij geweest om ze te zien en de fierheid in hun ogen te mogen aanschouwen. Daarvoor doen we het, en natuurlijk voor de kik!

Na de nodige fotoshoots en het in ontvangst nemen van onze medailles, konden we ons eindelijk rekenen tot de club van de Dodentocht-finishers. Het heeft deze keer letterlijk bloed, zweet en tranen gekost, maar na bijna 20 uur wandelen hebben we de 100 kilometer helemaal afgelegd. Wat een prestatie!

Hoe we de uren, dagen en weken nadien hebben beleefd? Dat is voor de volgende post.